Bij het testen van een instationaire VAREL is
gebruik gemaakt van het programma MLAEMW versie 38. Voor het testen is uitgegaan van een
zogenaamd Hooghoudt modelconcept. Het modelconcept bestaat uit een enkel watervoerend
pakket waarin 2 volkomen evenwijdige waterlopen zijn gekozen welke op een onderlinge
afstand van 200 m liggen. De waterlopen hebben een peil van 0 m en hebben geen
intreeweerstand. Op de strook land tussen beide waterlopen treedt een grondwateraanvulling
op van 1 mm/dag . De doorlatendheid van het watervoerend pakket bedraagt 20 m/dag.
De gemiddelde dikte van het watervoerend pakket bedraagt 10 m. Als
bergingscoëfficiënt is een waarde van 0,25 gekozen.
Dit beschreven modelconcept kan voor de stationaire situatie worden
beschreven met de formule van Hooghoudt, te weten:
met:
|
h = watervoerende hoogte in punt x [m] |
|
s = opbolling [m] |
|
h0 = watervoerende hoogte van waterloop
(=10 [m]) |
|
N = grondwateraanvulling (=0,001 [m/dag]) |
|
L = afstand waterlopen (=200 [m]) |
|
k = doorlaatfactor (=20 [m/dag]) |
|
D = gemiddelde dikte watervoerend pakket
(=10 [m]) |
Met N=0.001, L=200, k=20 en D=10 geeft dit een opbolling van 0,025 m
precies tussen beide sloten.
De berekende opbolling is dusdanig klein dat de aanname van een
gemiddelde watervoerende dikte van 10 m gerechtvaardigd is.
Met het programma MLAEMW is het Hooghoudt modelconcept gebouwd door
middel van een rechthoekig VAREL element met coördinaten:
100,-1000,100,-1000,100,1000,-100,1000 met een vaste grondwateraanvulling van 0,001
m/dag. Langs beide lange zijden van het VAREL element zijn line-sinks gedefinieerd met een
vast peil van 0. Voor een periode van 45 dagen met tijdstappen van 1 dag is vervolgens de
opbolling berekend. In figuur 2 is de berekende opbolling weergegeven. Uit deze figuur
blijkt dat de stationaire situatie in ca. 30 dagen wordt bereikt. Ter controle is een
analytische berekening uitgevoerd volgens de formule van Krayenhoff van de Leur-Maasland
welke luidt(Cultuur Technisch Vademecum, 1988, blz. 523):